De meest toegepaste behandelmethode van Hahnemann

Een kwantitatieve analyse van de voorschriften uit Krankenjournal DF5 (1837-1842)

Auteur: Caroline van Asten
Het volledige onderzoek ‘De meest toegepaste behandelmethode van Hahnemann’ is als PDF beschikbaar.

Samenvatting onderzoek ‘De meest toegepaste behandelmethode van Hahnemann’

In publicaties van Hahnemann worden regelmatig experimenten beschreven ten aanzien van het toedienen van geneesmiddelen1. Hahnemann experimenteerde onder andere met het voorschrijven van meerdere middelen tegelijk en het oplossen en/of laten ruiken van geneesmiddelen als toedieningsvorm. Ook hedendaagse homeopaten variëren met deze verschillende toedieningsvormen en behandelmethoden, waarbij zij zich baseren op Hahnemann en ook zijn navolgers die de theorie van Hahnemann naar eigen inzicht hebben uitgewerkt. Deze verschillende manier van behandelen van patiënten en het toedienen van geneesmiddelen kan leiden tot verwarring bij patiënten en behandelaars. Dit leidt tot de vraag welke behandelmethode Hahnemann zelf het meest heeft toegepast in de laatste vijf jaar van zijn werkzame leven. Bijkomende vraag is of wij daaruit kunnen afleiden welke van de experimenten, die hij tijdens zijn leven uitvoerde en publiceerde, daadwerkelijk voortgezet zijn tijdens deze laatste behandelingen?

Literatuurstudie van de belangrijkste publicaties van Hahnemann (Organon, 6e editie en Chronic Diseases) en een kwantitatieve data analyse van 1133 voorschriften, verzameld in Krankenjournal DF5, gedurende de periode 1837-1842, tonen aan dat Hahnemann zijn patiënten met één geneesmiddel tegelijk behandelde en dat hij het geneesmiddel in de opgeloste toedieningsvorm voorschreef.

Inleiding

Hahnemann experimenteerde tijdens zijn behandelingen onder andere met het oplossen van middelen en het laten ruiken aan middelen om zodoende de behandeling meer effectief en/of milder (met zo weinig mogelijk kans op een beginverergering) te laten verlopen (Hahnemann, Organon 6e editie en Hahnemann, Chronic Diseases). Hedendaagse homeopaten variëren met deze verschillende behandelmethoden en toedieningsvormen van het geneesmiddel. Zij baseren zich op de publicaties van Hahnemann en ook op zijn navolgers die de theorie van Hahnemann naar eigen inzicht verder hebben uitgewerkt. De vraag die zich daarom voordoet is hoe Hahnemann zelf zijn patiënten voornamelijk heeft behandeld in de laatste fase van zijn praktijkvoering? Bijkomende vraag is of daaruit kan worden afleidt welke van de experimenten, die hij tijdens zijn leven uitvoerde en publiceerde, uiteindelijk voortgezet zijn tijdens deze laatste behandelingen?

Het doel van het onderzoek is een analyse maken van hoe Hahnemann in de laatste fase van zijn praktijkvoering zelf de homeopathische behandelingen uitvoerde bij zijn patiënten. Hierbij richt dit onderzoek zich op het voorschrijven van enkele of meerdere geneesmiddelen per voorschrift en op de toedieningsvorm van het geneesmiddel (oplossen, ruiken, droog2, etc.). Bijkomend doel is helderheid te verschaffen in de veelvoud aan behandelmethoden, allen weliswaar gebaseerd op Hahnemann, maar toch vaak verschillend in uitvoering.

Dit heeft geleid tot de volgende onderzoeksvraag: “Welke behandelmethode heeft Hahnemann het meest toegepast in de laatste vijf jaar van zijn werkzame leven?”.

De onderzoeksvraag is beantwoord aan de hand van zowel literatuurstudie als een kwantitatieve analyse van de voorschriften van Hahnemann gedurende de laatste vijf jaar van zijn leven, verzameld in Krankenjournal DF5 (1837-1842). Van de voorschriften zijn voor dit onderzoek de volgende data gebruikt: toedieningsvorm (ruiken/inademen, oplossen, droog, of een combinatie hiervan) en hoeveelheid voorgeschreven geneesmiddelen. Van alle verzamelde voorschriften (1164) waren 1133 voorschriften bruikbaar en 31 onbruikbaar (niet leesbaar, geen voorschrift maar een overweging, etc.).

Resultaten

1. Het voorschrijven van één of meerdere geneesmiddelen

Uit de bestudeerde literatuur en recent onderzoek naar het gebruik van één of meerdere geneesmiddelen (Van Asten, 2016) blijkt Hahnemann geëxperimenteerd heeft met het toedienen van één of meerdere middelen, maar dat hij uiteindelijk vasthoudt aan het voorschrijven van één geneesmiddel per voorschrift. Hierbij wacht hij af wat het geneesmiddel voor effect heeft op de gezondheidstoestand van de patiënt alvorens over te gaan op herhaling, een andere potentie of een heel ander, beter passend geneesmiddel. Hahnemann heeft, zoals blijkt uit de analyse van de voorschriften, ook in praktijk met name gebruik gemaakt van één geneesmiddel per voorschrift (tabel 1.1). Uit de tabel blijkt dat hij in 1099 voorschriften (97,0%) uit Krankenjournal DF5 één geneesmiddel per voorschrift uit schreef. In 34 (3,0%) voorschriften heeft Hahnemann meerdere middelen voorgeschreven.
Tabel 1.1 Hoeveelheid voorgeschreven middelen (n=1133)
Hoeveelheid voorgeschreven middelen (n=1133) Aantal Percentage
Eén geneesmiddel 1099 97,0%
Meerdere geneesmiddelen 34 3,0%
Van de 34 keer dat er meerdere geneesmiddelen zijn voorgeschreven blijkt uit tabel 1.2 dat Hahnemann over het algemeen (32 keer van de 34) slechts 2 geneesmiddelen tegelijk voor schreef.
Tabel 1.2 Hoeveelheid geneesmiddelen bij voorschrift meerdere middelen (N= 34)
Aantal Frequentie
2 middelen 32
3 middelen 2
<3 middelen 0

2. Toedieningsvorm van het geneesmiddel

Ten aanzien van de toedieningsvorm van het geneesmiddel blijkt uit de literatuur dat Hahnemann steeds op zoek is geweest naar een zo mild mogelijke vorm, waarbij hij met name de beginverergering zo beperkt mogelijk wilde houden. Daarnaast had Hahnemann de overtuiging dat indien het geneesmiddel droog werd toegediend, er slechts een klein deel van het lichaam (puntje van de tong) in aanraking kwam met het geneesmiddel. Om deze redenen liet hij het geneesmiddel oplossen in water of alcohol. Voor iedere nieuwe inname moet het opgeloste geneesmiddel opnieuw geschud worden (gedynamiseerd), waarbij het aantal schudslagen beschreven staat (8, 10 of 12 keer), maar niet wanneer er 8, 10 of 12 keer geschud moet worden (Organon, §248). Vanuit de geanalyseerde voorschriften blijkt dat Hahnemann het voorgeschreven geneesmiddel of geneesmiddelen verschillende soorten toedieningsvormen toepaste. Uit tabel 2.1 blijkt hoe de verhouding is tussen de voorschreven toedieningsvormen. Duidelijk is de voorkeur voor het oplossen (85,3%) van het middel als enkelvoudige toedieningsvorm.
Tabel 2.1 Totaaloverzicht toedieningsvormen
Toedieningsvormen Aantal Percentage
Oplossen 965 85,3%
Ruiken 68 6,0%
Droog 45 3,9%
Ruiken en oplossen 22 1,9%
Inademen 21 1,9%
Oplossen en droog 6 0,53%
Inademen en oplossen 2 0,17%
Ruiken en droog 1 0,08%
Inademen en droog 1 0,08%

Conclusie en aanbevelingen

De resultaten uit de literatuur en de data analyse tonen aan dat Hahnemann in de laatste vijf jaar van zijn leven (in 97,0% van de voorschriften) één geneesmiddel voor schreef aan zijn patiënten waarna hij evalueerde alvorens een volgend voorschrift uit te schrijven. Hierbij is de toedieningsvorm ‘oplossen’ het meest gebruikt (85,3%).

In de 34 voorschriften (3,0%) waarin Hahnemann wel met meerdere middelen werkte, liet hij in 10 gevallen (29,4%) de patiënt in de praktijk het ene middel ruiken en daarna (een) ander(en) middel(en) in opgeloste vorm mee naar huis gaf. Het ging dan met name om twee verschillende geneesmiddelen. Hij gaf dus bijna nooit meerdere geneesmiddelen mee aan de patiënt. De combinatie van toedieningsvormen, waarbij ruiken en oplossen het meest werden gebruikt, die toegepast zijn in de voorschriften hebben geen bevestiging in de literatuur. Waarschijnlijk heeft Hahnemann ook in de laatste jaren nog verder geëxperimenteerd met toedieningsvormen. In deze studie is niet onderzocht hoeveel patiënten uit Krankenjournaal D5 genezen zijn. Om een dergelijk onderzoek te doen moet ook eerst duidelijk gedefinieerd worden waaraan de term “genezing” moet voldoen.

Ondanks dat Hahnemann zijn patiënten met één geneesmiddel tegelijk behandelde en veel homeopaten dit ook doen, zijn er blijkbaar ook patiënten die behandeld zijn met behulp van de andere methode waarbij meerdere geneesmiddelen worden voorgeschreven. Nader onderzoek dient gedaan te worden naar lange termijn cases van beide methoden en deze met elkaar vergelijken op effect van de behandeling.

Verder onderzoek kan gedaan worden naar de wijze van oplossen en dynamiseren van het geneesmiddel aangezien Hahnemann dit deels beschreven heeft in de Organon, maar een eenduidige instructie ontbreekt.

Opvallend is dat veel homeopaten het geneesmiddel droog toedienen aan de patiënt, ondanks dat Hahnemann dus oplossen in literatuur en voorschriften als voorkeur had. Na Hahnemann heeft met name Kent[4] grote hoeveelheden patiënten behandeld en hij diende, met goed resultaat, het geneesmiddel in droge vorm toe. Hij heeft dit in experimenten onderzocht. Interessant is het om uit te zoeken wat de beweegredenen en ervaringen van Kent waren om toch, ondanks dat hij wist dat de methode van Hahnemann was om het geneesmiddel in opgeloste vorm toe diende, voornamelijk de droge vorm te gebruiken.

In dit onderzoek is gebruik gemaakt van een kwantitatieve analyse van de laatste voorschriften van Hahnemann, hierin zijn overwegingen en resultaat van de behandeling niet meegenomen. De laatste aanbeveling vanuit dit onderzoek is dan ook het doen van kwalitatief onderzoek naar de behandelmethode vanuit Krankenjournal DF5, zodat ook overwegingen tijdens en resultaten van de behandelmethode van Hahnemann inzichtelijk gemaakt kunnen worden.

Gebruikte literatuur

  • Asten, C. van, 2016 – Klassieke homeopathie en Ziekteclassificatie – Een onderzoek naar twee methoden van homeopathische behandeling.
  • Haehl, R. (1996). Samuel Hahnemann, His life and work Vol. II. Reprint edition 2006. New Dehli: B.Jain publishers.
  • Hahnemann, S. (1835). Chronic Diseases Vol. I. 13 th impression 2011. New Dehli: B. Jain publishers.
  • Hahnemann, S (1837-1842). Krankenjournal DF5. Band 43, herausgegeben 1992. Heidelberg: Karl F. Haug Verlag.

Gebruikte artikelen

  • 1. Geneesmiddel = homeopathisch geneesmiddel
  • 2. Met droog wordt in dit onderzoek bedoeld: het laten smelten van globuli onder de tong – waarbij moet worden opgemerkt dat zodra de globuli het speeksel raken, de opgeslagen moleculen vrijkomen en zich in de mond verspreiden.